In Linux kunt u verschillende bijzondere bestanden vinden in de map /dev. Deze bestanden worden apparaat-bestanden (device files) genoemd en gedragen zich niet als gewone bestanden. De meest gebruikelijke types apparaat-bestanden zijn die voor blok-apparaten en teken-apparaten. Deze bestanden vormen een interface voor het eigenlijke stuurprogramma (onderdeel van de Linux-kernel) dat op zijn beurt de hardware benadert. Een ander minder gebruikelijk type apparaat-bestand is de zogenaamde named pipe (een pijp met een naam). De belangrijkste apparaat-bestanden worden in de onderstaande tabellen vermeld. 
| sda | Eerste harde schijf | 
| sdb | Tweede harde schijf | 
| sda1 | Eerste partitie van de eerste harde schijf | 
| sdb7 | Zevende partitie van de tweede harde schijf | 
| sr0 | Eerste CD-station | 
| sr1 | Tweede CD-station | 
| ttyS0 | Seriële poort 0, ook wel COM1 genoemd | 
| ttyS1 | Seriële poort 1, ook wel COM2 genoemd | 
| psaux | PS/2-muis | 
| gpmdata | Pseudoapparaat, repeaterdata van de GPM-achtergronddienst (muis) | 
| cdrom | Symbolische koppeling naar het CD-station | 
| mouse | Symbolische koppeling naar het apparaat-bestand voor de muis | 
| null | Alles wat naar dit apparaat geschreven wordt, verdwijnt | 
| zero | Uit dit apparaat kan men onbeperkt nullen blijven inlezen | 
De muis kan zowel aan de Linux-console (met gpm) gebruikt worden als in de X-window-omgeving. Normaal is dit gewoon een kwestie van het installeren van gpm en de X-server zelf. Beide moeten ingesteld worden om /dev/input/mice te gebruiken als muis. Het correcte muis-protocol heet in gpm exps2 en in X ExplorerPS/2. De respectieve configuratiebestanden zijn /etc/gpm.conf en /etc/X11/xorg.conf.